Het nachtkastje van... John Lewis Gaddis
Het nachtkastje van John Lewis Gaddis, auteur van Over strategisch denken.
Welke boeken liggen er op je nachtkastje?
‘Ik heb geen nachtkastje. Ik heb een iPad met alle boeken erop die ik momenteel aan het lezen ben. Op dit ogenblik lees ik Sarah Ruden’s vertaling van De Confessiones van Augustinus, A Gentleman in Moscow van Amor Towles, Why Bob Dylan Matters van Richard F. Thomas, Call Me By Your Name van André Aciman, On Trails: An Exploration van Robert Moor en Melbourne van David Cecil.’
Wie is je favoriete romanschrijver aller tijden?
‘Tolstoj, maar Trollope komt ook in de buurt.’
Wie zijn volgens jou de beste schrijvers – romanschrijvers, essayisten, biografen, journalisten, dichters – die vandaag de dag actief zijn?
‘Marilynne Robinson, Colm Tóibín, Robert D. Kaplan, Joseph Epstein, Ron Chernow en Peggy Noonan.’
Welke boeken door hedendaagse geschiedkundigen – zowel academische als populair-wetenschappelijke – bewonder je het meest?
‘Stephen Kotkins driedelige reeks over Stalin – waarvan er nog eentje moet verschijnen. Ik heb elke regel gelezen en ik moest herhaaldelijk herzien wat ik dacht te weten. Ik vind Stalin nog steeds een monster, maar hij is nog veel intrigerender dan ik ooit durfde vermoeden.’
Je wordt de ‘deken van de Koude Oorlog-geschiedkundigen’ genoemd. Welke boeken (fictie of non-fictie) vatten de Koude Oorlog volgens jou het beste? Zijn er boeken die jouw visie op de oorlog veranderd hebben?
‘Die titel is ontstaan als grap door een collega en is het enige dekenschap dat ik niet heb kunnen ontwijken. Het meest allesomvattende boek is De Koude Oorlog: een wereldgeschiedenis van Odd Arne Westad. Maar iedereen die met dat onderwerp werkt – of iets anders dat recent is gebeurd in de geschiedenis – moet voorbereid zijn op het heroverwegen van zijn of haar ideeën als er nieuwe bronnen opduiken. Ik heb ooit een boek geschreven over mijn eigen heroverwegingen (We Now Know), en toen heb ik ondervonden dat masterstudenten en internationale relatie theoretici er nerveus van kunnen worden. Dus sindsdien probeer ik een beetje discreter te zijn.’
Je geeft ook een beroemd seminar over grand strategy. Wat is je favoriete boek om voor te leggen aan en te bediscussiëren met je studenten?
‘De vorst van Machiavelli, omdat het de studenten zo roert. Mijn studenten zijn jong, maar ze zijn ambitieus genoeg om zichzelf erin te herkennen.’
Welke genres lees je zelf het liefst? Welke ontwijk je liever? Heb je ooit de andere Gaddis (William) geprobeerd?
‘Ik sta open voor alles dat niet schril of zelfingenomen is, ook al sluiten die criteria tegenwoordig al veel uit. Ik heb de andere Gaddis geprobeerd, maar ben nooit verder dan de eerste pagina’s gekomen. Gelukkig was hij geen familie van me.’
Welke boeken in je boekenkast zouden ons kunnen verrassen?
‘Boeken over treinen. Ik ben een fanatiekeling sinds ik vijf jaar oud was, en de laatste jaren ben ik verslaafd aan de locomotief cab ride-video’s die deel uitmaken van de Slow Television Movement. Ze zijn fantastisch als je moet bewegen zonder nadenken, zoals op de hometrainer. Ik raad vooral de zes uur durende reis van Omsk naar Novosibirsk aan, waarop er helemaal niets gebeurt.’
Wie is je favoriete fictieve held of heldin?
‘Pierre uit Oorlog en vrede en Anna uit Anna Karenina. Maar ik hou ook van Virgina Woolfs held/heldin Orlando, die ik altijd behandelde in mijn bachelorcolleges over de biografie.’
Stel: je organiseert een literair etentje. Welke drie schrijvers zijn er uitgenodigd?
‘Machiavelli, Elizabeth I en Isaiah Berlin. Ze zouden lol hebben!’
Naar welke boeken keer je telkens opnieuw terug?
‘De Strangers and Brothers-romans van C.P. Snow, die nu jammer genoeg een beetje verwaarloosd worden, en de – allerminst verwaarloosde – historische marineromans van Patrick O’Brian. Ook Jack Miles’ God: een biografie, waarmee ik altijd mijn bachelorcollege eindig.’
Over welke boeken schaam je je dat je ze nog niet gelezen hebt?
‘Het is niet zo dat ik Jane Austin nog niet gelezen heb, maar het is wel gênant dat mijn vrienden en mijn vrouw me nog steeds proberen te vertellen wat ik er nu precies uit moet halen.’
Van wie zou je willen dat hij / zij je biografie schrijft?
‘De eerste Yale-student die mijn omvangrijke indiscrete dagboek leest wanneer het binnen honderd jaar opgerakeld wordt voor research.’
Dit interview is overgenomen uit The New York Times Book Review.